In de serie ‘Over oude sporen en verdwenen stations’ besteden we aandacht aan ‘vroegah’. In deze aflevering kijken we naar de eerste elektrische tram van Nederland, die tussen Haarlem en Zandvoort reed. Deze tram die al snel door werd doorgetrokken naar Amsterdam kreeg vele bijnamen, zoals de Kikker, Haarlemmer en Boedapester.
Over oude sporen en verdwenen stations: de Kikker naar Zandvoort
In 1899 reed de eerste elektrische tram van Nederland met bovenleiding van Haarlem naar Zandvoort door de ENET (Eerste Nederlandsche Electrische Tram-Maatschappij). Een paar weken na opening, startte ook de exploitatie van elektrische trams op de ruim 5 km lange Ceintuurbaan in Haarlem. De tram in Haarlem was niet de allereerste elektrische tram van Nederland, dit is voorbehouden aan de accutram die tussen Scheveningen en Den Haag reed tussen 1890 en 1904.
Amsterdam – Haarlem
In 1902 werd de ESM (Electrische Spoorweg-Maatschap) opgericht. Anders dan de naam doet vermoeden hielt deze zich altijd bezig met trams. Ze mochten een tramweg van het centrum van Amsterdam naar Haarlem aanleggen en de exploitatie op zich nemen. Het spoor werd aangelegd in meterspoor, het smalspoor dat ook door de ENET in Haarlem werd gebruikt. Zodoende kon er een directe verbinding van het centrum van Amsterdam naar Zandvoort worden gemaakt. Op 1904 ging deze lijn open.
Nieuwe brug
Voor de aanleg van de lijn naar Haarlem was in Amsterdam wel een nieuwe brug nodig over de kostverlorenvaart. De oorspronkelijke brug was veels te klein. Op kosten van de ESM heeft Amsterdam een nieuwe brug – de Wiegbrug – gebouwd, de grootste rolbasculebrug uit die tijd. In de begintijd was hier op het bruggedeelte nog geen bovenleiding, omdat hier nog geen goede oplossing voor was. Korte trams moesten zodoende een aanloopje nemen om over de brug te rijden. Soms bleef er onverhoeds toch een tram op de brug zonder stroom staan en moest deze wachten tot deze een zetje kreeg van een andere tram.
3 rails per spoor
Op het Amsterdamse gedeelte legde de net opgerichte Gemeentetram – de voorloper van GVB – de sporen aan. Daar waar de sporen van de gemeentetram en tram naar Haarlem samen lopen of zouden gaan lopen, werden er 3 rails gebruikt per spoor. Zodoende konden zowel de brede Amsterdamse trams als smalle Haarlemse trams gebruik maken van de sporen. Als herinnering ligt er nog een klein stukje met 3 rails op Rozengracht bij de brug bij de Nassaukade.
Bijnamen
Al snel kreeg de tram de bijnaam de Kikker, vanwege zijn groene verschijning, de grote ronde koplampen en onrustige loop. Zelfs toen de trams later eerste een crèmekleur kregen en daarna blauw werden geschilderd bleven veel mensen hem de kikker noemen. Andere gangbare bijnamen waren de Blauwe tram, Haarlemmer, Sloterdijker en Zandvoorter – in Amsterdam en Amsterdammer in Haarlem. Onder vooral de liefhebbers veel tramtypes ook bijnamen zoals Métallurgiques, Boedapesters, Hamburgers, Beijnes wagens, Luxe wagens, Pannebroden en Limburgers.
24.000 reizigers
De tram van Amsterdam via Haarlem naar Zandvoort was een succes. Ook na de oorlog ging het ondanks de concurrentie van de bus goed. Het topjaar was in 1947, toen deze tram gemiddeld elke dag zo’n 24.000 reizigers vervoerde. Voor de NZH, die toen de exploitatie deed, was dit reden om de lijn in tegenstelling tot andere tramlijnen niet om te bouwen tot buslijn en er werden zelfs plannen gemaakt voor verbeteringen. In Amsterdam was er echter weerstand tegen de tram, omdat de trams vaak erg lange trams als gevaarlijk werden gezien. De gemeente Amsterdam en de NZH konden uiteindelijk niet tot een werkbaar compromis komen, waarop Amsterdam besloot de consessie die op 6 oktober 1954 niet meer te verlengen en de NZH de lijn, net zoals alle andere tramlijnen die zij in beheer hadden om te bouwen tot buslijn.
Bus 80
Ondanks dat er een harde einddatum vast zat aan de consessie, bleef Amsterdam de tram gedogen. Een snelle ombouw tot buslijn zat er niet in. Zo was er geen vlotte doorstroming rondom station Heemstede-Aerdenhout mogelijk, waren er onvoldoende nieuwe bussen en chauffeurs. Uiteindelijk bleef de tram doorrijden tot en met 31 augustus 1957. Op deze dag werd onder grote publieke belangstelling de laatste ritten gemaakt. De tram werd vanaf dat moment vervangen door bus 80 – tegenwoordig ook wel de Amsterdam Beach Line genoemd – die vandaag de dag in grote lijnen nog dezelfde route rijdt.