Afbeelding
dinsdag 20 september 2022

Prinsjesdag! Laten we over financiën praten.

Jasmijn van Engelen

Het is Prinsjesdag! De dag waarop de koning met de troonrede het nieuwe werkjaar voor de Eerste en Tweede kamer. Daarna gaat de minister van Financiën met een koffertje naar de Tweede Kamer. In dat koffertje zit de Rijksbegroting en de Miljoenennota. Dat zijn documenten waarin staat hoeveel geld de regering het komende jaar heeft voor hun plannen en waar dat geld vandaan komt.

Een goed moment om te praten over financiën dus. Want ook de vervoerregio moet ieder jaar een begroting – dat is een plan- maken waar het geld aan uit wordt gegeven. Waar krijgt de Vervoerregio eigenlijk het geld vandaan? En mag dat zomaar aan alles uitgegeven worden? René Schollaart, business controller bij de Vervoerregio, legt het uit.

Brede Doel Uitkering Verkeer & Vervoer (BDU)

René: ‘Ieder jaar krijgt de Vervoerregio Amsterdam ruim 420 miljoen euro van het Rijk. Dat wordt de Brede Doel Uitkering (BDU) genoemd. Dat geld is allemaal bestemd om uit te geven aan ‘verkeer en vervoer’. Het geld komt overigens niet op Prinsjesdag op onze rekening te staan, maar het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stort het in vier keer in de loop van het jaar. Aan het eind van het jaar verantwoorden we via de jaarrekening hoe we het geld hebben uitgegeven.’

Waarom we dit geld krijgen? René: ‘Tot 2015 verdeelde het ministerie het geld aan de twaalf provincies en zeven vervoerregio’s. Daarna kregen de provincies op een andere manier hun hun bijdrage voor verkeer en vervoer en zijn alleen de vervoerregio’s Amsterdam en Rotterdam-Den Haag (MRDH) overgebleven. Deze vervoerregio’s staan dicht bij de gemeenten en overleggen intensief met hen hoe het geld het beste besteed kan worden. In de regioraad, het hoogste orgaan van de Vervoerregio, zitten raadsleden uit alle gemeenten van de vervoerregio. Dus de Vervoerregio weet goed wat er speelt in de gemeenten en andersom.’

Frappant is dat de hele BDU uitkering wel ieder jaar het zelfde is, ongeacht of de vervoerregio groeit in aantal inwoners. René: ‘In de toekomst gaat dat spannend worden, want er moeten heel veel woningen gebouwd worden in de regio en daar wil je ook goed OV naar toe laten gaan. Als we daarvoor geen extra geld van het Rijk krijgen, moet het bedrag wat we te besteden hebben  over nog meer projecten en buslijnen verdeeld worden.’

Verdeling

René: ‘De 420 miljoen verdelen we over “begrotingsposten”. Begrotingsposten zijn eigenlijk verschillende grote en kleinere potten. Bij de Vervoerregio hebben we vijf grote en vier kleinere begrotingsposten. De grote zijn:

  • Uitvoeringsprogramma Mobiliteit: voor verbeteringen in de infrastructuur, vooral gericht op een goede doorstroming van het verkeer,
  • Concessies openbaar vervoer: waarmee de vervoerders de bus-, tram- en metrolijnen in de regio regelen,
  • Beheer en Onderhoud Railinfrastructuur: waarmee de rails en voorzieningen voor de tram en metro worden onderhouden,
  • Activa GVB waarmee trams en metro’s worden aangeschaft,
  • Grote projecten: zoals de aanleg van de Uithoornlijn.

De kleine begrotingsposten zijn budgetten voor Onderzoek, studie- en samenwerking en de vaste lasten. Hoeveel geld er in de ene en in de andere pot komt zijn keuzes waar de regioraad over besluit. Wel moeten we ook aan wettelijke verplichtingen voldoen, met als belangrijkste de zorg voor goed openbaar vervoer en een veilig tram- en metronetwerk. Dus aan de meeste begrotingsposten zit wel een verplichting, dat wil zeggen dat je niet kan afwijken van hoeveel geld er minimaal naar toe gaat. Bijvoorbeeld bij een OV-concessie maak je afspraken voor meerdere jaren. Daarmee weet bijvoorbeeld de vervoerder EBS hoeveel geld zij in de komende jaren kunnen besteden om in het gebied Zaanstreek-Waterland de bussen te laten rijden. De Vervoerregio kan niet opeens na twee jaar zeggen: helaas EBS, u krijgt nog maar de helft van dat geld. Tenzij dat met goede redenen en in goed overleg gebeurt.’

Uitvoeringsprogramma Mobiliteit

René: ‘Het geld wat in de grote pot van een begrotingspost gaat, wordt verdeeld over verschillende projecten. Afgelopen jaar ging daarmee iets meer dan 100 miljoen euro naar  verbeteringen aan de wegen en bruggen zodat bussen en auto’s beter door kunnen stromen, snelfietspaden, fietsenstallingen bij stations, betere stationsvoorzieningen en veel meer projecten in de regio die er voor moeten zorgen dat mensen gemakkelijk van A naar B komen. En het liefst door hun auto te laten staan om daarmee files te voorkomen. Hoe dat gaat, zo’n verdeling van geld over projecten in de regio en welke argumenten daarbij gebruikt worden lees je hier.

Extra geld

René: ‘Naast de BDU, waarvan de regioraad dus mag bepalen hoe het verdeeld wordt, is soms extra geld beschikbaar vanuit het Rijk voor specifieke projecten. Dat noem je ‘geoormerkt’ geld. Dit jaar hebben we op die manier een ‘Impuls Verkeersveiligheid’ ontvangen. Dat geld mag alleen uitgegeven worden aan het verbeteren van de verkeersveiligheid. Dat doen wij onder andere via Verkeer en Meer.’

Jaarverslag

Overheidsorganisaties moeten transparant met geld omgaan. Met transparant wordt bedoeld dat iedereen die daar interesse in heeft moet kunnen zien waar het geld naartoe is gegaan. René: ‘Dat hoeft niet op het bonnetje voor plakband nauwkeurig maar het moet wel openbaar zijn hoeveel geld naar een bepaald project of een bepaalde maatregel is gegaan. In het jaarverslag geeft de Vervoerregio Amsterdam uitleg over hoeveel geld er is binnengekomen, waar het aan uitgegeven is en ook of er geld overgehouden wordt of tekort is. Dat is normaal gesproken geen probleem, omdat geld dat in een jaar niet is uitgegeven, in een volgend jaar besteed mag worden. Er is dus een “spaarpot”. En de planning die van te voren gemaakt wordt komt niet altijd uit. Een voorbeeld hiervan is dat volgens de planning een brug in 2022 vervangen wordt, maar dit door materiaal tekort pas in 2023 gedaan kan worden. Dan wordt het geld wat daarvoor gepland stond in 2022, doorgeschoven naar 2023. Daardoor kan het project gewoon uitgevoerd worden in 2023.’