Afbeelding
dinsdag 30 november 2021

‘Je moet goed kijken: hoe richten we de beperkte ruimte zo optimaal mogelijk in?’

Hilde Postma

In een vorig interview belichtten we de rol van de Vervoerregio bij de grotere projecten. Nu praten we met Vincent van Laar – al 5 jaar projectbegeleider bij de Vervoerregio – over de rol van onze organisatie bij middelgrote/kleine projecten. Een deel daarvan is gericht op het verbeteren van de verkeersveiligheid, legt Vincent, die van huis uit verkeerskundige is, uit. ‘Het zijn leuke projecten om aan te werken’, zegt hij enthousiast. ‘Het vereist creativiteit om te bedenken hoe je een kruising het beste in kunt richten. Vaak is er maar beperkte ruimte en dan moet je goed kijken: hoe richten we het zo optimaal mogelijk in?’

Toen Vincent vijf jaar geleden bij de Vervoerregio begon, was de Investeringsagenda Verkeersveiligheid net vastgesteld. ´Kort daarvoor waren er meerdere onderzoeken geweest naar de verkeersveiligheid in de regio. Daaruit volgden een aantal aandachtspunten om die te verbeteren en het aantal verkeersgewonden te reduceren. Daaronder vielen de aanpak van ongevallenlocaties, het creëren van veilige school-thuis routes, de preventieve aanpak van risicolocaties en het verbeteren van de veiligheid op tram- en busroutes. Inmiddels is die Investeringsagenda Verkeersveiligheid opgegaan in de Investeringsagenda Mobiliteit, samen met de Investeringsagenda’s OV, Weg en Fiets.’

Aanpak blackspots en risicolocaties

Van de  middelgrote/kleine projecten heeft de Vervoerregio er continu zo´n 300 a 400 in portefeuille. Jaarlijks komen er zo´n 100 a 150 bij, vertelde Peter Silvis al in het vorige interview. Vincent van Laar: ‘De aanvragen komen vanuit de vijftien gemeenten die de Vervoerregio vormen. De afgelopen vier, vijf jaar heb ik zeker duizend ontwerpen in mijn handen gehad. Veel van die projecten komen vanuit het programma Verkeersveiligheid van Amsterdam. Vanuit dat programma worden aanvragen ingediend voor een financiële bijdrage voor verkeersveiligheidsmaatregelen. Bijvoorbeeld voor de aanpak van blackspots of risicolocaties: plekken waar een ongeval is geweest met ernstige letselschade als gevolg. Soms gaat het om plekken waar mensen zich onveilig voelen en preventief maatregelen worden genomen. Het gaat vaak om wat kleinere maatregelen – meestal een kort project met een korte voorbereidingstijd – waarmee in principe niet meer dan 50.000 euro is gemoeid.’

Kantmarkering en haaientanden om de fietspaden in het Havengebied veiliger te maken,

Beste oplossingen

Vincent – en andere projectbegeleiders van de Vervoerregio – toetsen of de aanvragen binnen de doelstellingen van de Vervoerregio vallen. ‘Het doel bij het aanpakken van kruisingen is dat we de verkeersveiligheid, comfort en doorstroming voor fietsers willen verbeteren – en ook de doorstroming en betrouwbaarheid van het ov. Een andere voorwaarde om een bijdrage te leveren aan de gemeenten, ‘is dat we vroegtijdig betrokken willen zijn, zodat we op een creatieve manier samen met de ontwerpers van de gemeente de beste oplossingen kunnen bedenken.’

Gefaseerd oversteken

Dat kan bijvoorbeeld gaan over de aanpassing van ingewikkelde oversteekplaatsen, zoals bij de kruising van de Jan van Galenstraat met de Admiraal De Ruyterweg en de Willem de Zwijgerlaan. Op deze kruisingen worden een aantal verkeersveiligheidsproblemen aangepakt en ook de opstelruimte voor de fietser vergroot. Ook bij de Postjesweg zijn we net klaar met een dergelijk project waarbij we de oversteekplaatsen voor voetgangers hebben verbeterd. Tussen de trambaan en rijbaan zijn rustpunten gecreëerd zodat je ook hier gefaseerd kunt oversteken. Dit gebeurt op heel veel plekken in de regio.’

Gefaseerd oversteken in Driemond

Haaientanden

Ook het aanbrengen van markeringswerk valt onder de kleinere maatregelen die de verkeersveiligheid verbeteren. ‘Op sommige plekken brengen we ontbrekende haaientanden aan – of schichtmarkering: een bliksemschicht die op de weg is getekend als waarschuwing voor automobilisten dat er een oversteek aankomt. Of we kiezen voor psychobremsen: blokmarkering die steeds breder wordt en daardoor een snelheidsremmend effect geeft. Ook kan het zijn dat we kleine aanpassingen doen op punten waar veel fietsen geparkeerd staan die het zicht belemmeren van het overige verkeer. Daar leggen we een bolling in de straat aan, zodat mensen daar hun fiets niet meer neer kunnen zetten. Deze maatregel is bijvoorbeeld toegepast bij de aansluiting van de von Zesenstraat op de Linnaeusstraat. Met het stukje bolstraat is er nu beter zicht voor bestuurders en fietsers die van een andere kant komen.’

LED-strip

Op de kruising van de Stadhouderskade met de Ferdinand Bolstraat is een ander soort maatregel genomen. ‘Daar reden veel fietsers door rood. We hebben daarom een LED-strip aangebracht bij het opstelvak voor fietsers. De LED-strip licht rood op op het moment dat het verkeerslicht voor fietsers ook op rood staat.’

Op de kruising Stadhouderskade/Ferdinand Bolstraat reden veel fietsers door rood.

Daarom is er een LED-strip aangebracht bij het opstelvak voor fietsers.

Tegelijk met het verkeerslicht ´springt´ de strip op rood.

S-bocht

Een ander voorbeeld dat Vincent noemt, is de blackspot bij de Nieuwe Amstelbrug, tussen de Blasiusstraat, de Weesperzijde en de Ruyschstraat. ‘Dat is een ingewikkeld kruispunt, omdat de brug niet in het verlengde ligt van de Ruyschstraat. De weg maakt daar een S-bocht. Daar is een pilot geweest waarbij we met camera’s hebben bekeken hoe fietsers, voetgangers en automobilisten er gebruik van maken. Met betonnen barrières is een aanpassing gemaakt voor een veiligere inrichting.’

Verbinden

De Vervoerregio zet ook in op verkeersveiligheidscampagnes. ‘Dat gebeurt vanuit ons team Verkeer en Meer, bijvoorbeeld in programma’s op scholen of programma’s die gericht zijn op ouderen, zoals Doortrappen.’ Daarnaast maakt  de Vervoerregio Amsterdam zich sterk voor de verbetering van het regionale fietsnetwerk. ‘We dragen voor zeventig procent bij aan de aanleg van fietspaden en fietsstroken. Daarbij willen we stimuleren dat gemeentes zich niet alleen richten op fietspaden in hun eigen dorp of stad maar ook op de routes naar buurgemeentes – zodat je ook tussen gemeentes veilig en comfortabel kunt fietsen. Daar ligt ook echt een rol voor de Vervoerregio: ons regionaal fietsnetwerk moet gemeentes juist verbinden.’