Afbeelding
woensdag 1 maart 2023

Zien hoe het station eruitziet: een proef van de Vervoerregio in een Europese samenwerking

Jasmijn van Engelen

Het goed kunnen bereiken van het openbaar vervoer is een van de belangrijke onderwerpen waar de Vervoerregio aan werkt. En dat doen we vaak samen met anderen, zelfs met andere landen. Zo ook via het Interreg North Sea Region Programme. Dit programma van vier jaar vanuit de Europese Unie (EU) richt zich op maatschappelijke uitdagingen. De overtuiging van dit programma: door kennis en ervaring van verschillende landen te delen, krijg je betere oplossingen voor een probleem. In dit geval: hoe wordt de drempel om het ov en deelmobiliteit te gebruiken minder groot voor mensen met een mobiliteitsbeperking? In het Engels: Shared multimodal Mobility for ALL (SMALL). Zahraa Jawad, beleidsadviseur mobiliteit, ging namens de Vervoerregio naar de start van het programma. Ze vertelt hoe de Vervoerregio in de volgende vier jaar van het programma een proef gaat doen om een (stukje) oplossing te vinden voor het probleem hierboven.

Wat is een mobiliteitsbeperking?

Er is geen vaste definitie van het woord mobiliteitsbeperking. In dit artikel betekent het ‘reizigers die minder makkelijk met het ov kunnen reizen’. Bijvoorbeeld reizigers op krukken, met een rollator, in een rolstoel of met een kinderwagen. Maar ook reizigers die het ov spannend vinden vanwege prikkels, de hoeveelheid informatie en eventuele omleidingen.

Kun je ons nog wat meer uitleggen over Interreg en wat de bedoeling is nu de Vervoerregio hieraan meedoet?

Zahraa: ‘Zeker. Aan het Interreg North Sea Region Programme doen verschillende landen rond de Noordzee mee, zoals Frankrijk, België, Noorwegen en Duitsland. Al die landen gaan, net als wij, in de volgende vier jaar een proef doen om te kijken hoe we mensen met een mobiliteitsbeperking kunnen helpen om het ov en deelmobiliteit te gebruiken. Want je kunt nog zo’n fantastisch ov systeem hebben, als reiziger een drempel ervaart stappen ze niet in een tram, trein, bus of metro. Iedereen doet een andere proef. Uiteindelijk wordt alle kennis die bij al die proeven is opgedaan bij elkaar gebracht. Zo leer je van elkaars resultaten en ontdekkingen. Dus door één proef te doen, krijg je eigenlijk kennis van heel veel proeven. Dat is waardevol.’

Hoe ziet de proef van de Vervoerregio eruit?

Zahraa: ‘Voor onze proef willen we gebruik maken van de app van het RMC. RMC is vervoerder van alle inwoners van de gemeente Amsterdam die recht hebben op aanvullend openbaar vervoer. Reizigers met een mobiliteitsbeperking kunnen soms tegen een reis opzien omdat ze bijvoorbeeld niet weten waar de lift is op een station, hoe een halte of station er uit ziet en of de lift het doet. We willen twee functies toevoegen aan de RMC reisplanner app. Één functie gaat over het kunnen zien of er ‘assets’ beschikbaar zijn op een halte of station. Met assets wordt bijvoorbeeld een lift of roltrap bedoeld. Dus als je als reiziger een reis plant langs Amsterdam Centraal Station kun je door deze functie in de app zien óf er liften en roltrappen zijn, of ze het doen en waar ze zijn op de kaart. De andere functie die we willen toevoegen in de app is de ‘reis visualisatie’. Dat betekent dat je als reiziger, net als bij google maps, kan opzoeken hoe een halte of station er uit ziet. Ook van binnen. Dan kun je van te voren zien: ik moet hier een poortje door en daar een trap op en dan ziet het er bovenaan de trap zo en zo uit.’

‘In deze pilot werken we samen met de gemeente Amsterdam. We zijn benieuwd of sommige reizigers, met de juiste hulp en het verlagen van drempels, toch willen overstappen op het normale ov. Daarom werken we met de app van RMC en organiseren we de proef samen met de gemeente.’

‘De informatie over de assets en de beelden van haltes en stations zijn er wel, maar zijn verspreid over verschillende organisaties. GVB heeft beelden van hoe een metro van binnen eruit ziet, maar niet van station Amsterdam Amstel. Die beelden heeft ProRail, want die beheren het station. Om de proef te laten slagen moeten we dus samenwerken en die gegevens verzamelen bij alle organisaties. Dat is een grote klus. Dus daarvoor doen we een uitvraag bij een marktpartij.’

En hoe weet je of je de juiste informatie in de app zet?

Zahraa: ‘Dat is een hele goede vraag en ook één van de vragen die tijdens de start van het programma op 23 en 24 januari gesteld werden. Het is namelijk heel belangrijk dat de proef samen gedaan wordt met de mensen die de app gaan gebruiken. Zij moeten kunnen meedenken en invloed hebben op wat er in de app getoond wordt. Daarom gaan we nu met deze opzet van de proef in gesprek met de gebruikers van de app. Daarbij moeten we goed nadenken hoe we de doelgroep vinden en te spreken krijgen. De proef kan dus nog helemaal aangepast worden mochten zij allemaal zeggen dat ze iets heel anders in de app willen zien. Maar dat is ook het leuke en spannende aan dit programma. Het is een zoektocht.’

Klinkt goed. Het programma is net van start en duurt vier jaar. Wat gaat er vanaf nu gebeuren?

Zahraa: ‘In het programma heeft ieder jaar van de vier een eigen fase. In het eerste jaar gaan we in gesprek met de gebruikers van de app. Helaas ga ik dat niet meer doen, want ik draag het nu over aan mijn collega Hannus. Hij neemt het programma van mij over.’

Hannus: ‘Daar heb ik veel zin in. Op 29 maart is er weer een bijeenkomst. Dan gaan we met alle landen de planning goed doornemen. Ondertussen ben ik al aan het nadenken over mogelijke manieren om in contact te komen met gebruikers van de RMC app. Samen met de gemeente Amsterdam natuurlijk. Het wordt een leuke en interessante tijd.’