De auto is de baas, overal. Dat is de gedachte achter het boek Het recht van de snelste van Thalia Verkade, correspondent mobiliteit en stadsleven van De Correspondent en ‘fietsprofessor’ Marco te Brömmelstroet. Het boek is een aanklacht tegen de manier waarop onze publieke ruimte is ingedeeld. De twee willen een breed gesprek op gang brengen over ‘waar de straat eigenlijk voor is’. We stellen vragen aan Marco te Brömmelstoet.
Marco, tijdens een debat in Pakhuis de Zwijger over Metropolitan Urbanity met Sharon Dijksma zei jij: ‘We moeten eens ophouden om de straat alleen te zien als een buis waar het verkeer doorgaat’. Wat bedoelde je daarmee?
Het verwondert mij, dat we in ons denken over de straat het verkeer dominant achten. Het gebruik daarvan moet voorop staan. Voor het verkeerskundige doel is de straat vooral een plek die niet vast mag lopen en waar je dus snel en soepel doorheen moet kunnen. Maar dat doel maakt een heleboel andere vormen van gebruik onmogelijk.
In het boek Het recht van de snelste pleiten jullie voor een andere benadering van snelheid. Hoe zouden we dat in Amsterdam kunnen doen?
We bespreken dat de snelheid van verkeer, en het steeds sneller, makkelijker en goedkoper proberen te maken van mobiliteit, voor het individu als hoofddoel wordt gezien. Dat dat doel enorme, negatieve consequenties heeft, blijft dan vaak onderbelicht. Om bijvoorbeeld autogebruik te ontmoedigen, zetten we vaak als eerst in op aantrekkelijk proberen te maken van alternatieven, in plaats van het moeilijker, duurder of trager maken van mobiliteit. Een heel logische stap op systeemniveau is dan rekeningrijden. Om alle externe kosten van automobiliteit in rekening te brengen bij de gebruiker. Op straatniveau gaat het dan vooral op het reduceren van doorstromingssnelheden.